Het Koningspaar gaat in maart op staatsbezoek naar Indonesië. Als voorbereiding op deze reis kregen zij 18 februari een informatiemiddag aangeboden. Sprekers uit verschillende domeinen gaven informatie over de relatie Nederland en Indonesië. Directeur Viktorien van Hulst vertelde over onze bijzondere samenwerking met de Indische en Molukse gemeenschap.

 

Majesteiten, geachte aanwezigen.
 
Ieder jaar in augustus wordt in ’s-Hertogenbosch Theaterfestival Boulevard georganiseerd. Ik mag directeur van dit festival zijn. 
Boulevard is geworteld in ‘s-Hertogenbosch, met een werking voor Nederland en Vlaanderen, pulserend tot (ver) buiten de grenzen. Elf dagen lang presenteren we hedendaagse podiumkunstaanbod uit verschillende landen, zowel in gewone theaters als op locatie.
Het is niet enkel ons artistieke programma dat ons festival bijzonder maakt. Onze uniciteit bevindt zich in de manier waarop we een breed publiek weten te betrekken bij het artistiek aanbod. Wij brengen avant-garde art bij een breed publiek van professionals, liefhebbers en mensen met weinig theaterkijk-ervaring. Zo ontvangen we 140.000 bezoekers per jaar.
 
Anderhalf jaar geleden kwam er de vraag van onze gemeente om mee te denken over de herdenking van 75 jaar bevrijding. Die herdenking zou plaatsvinden vanaf oktober 2019, 75 jaar na de bevrijding van de stad en doorgaan t/m 5 mei. Het bewustzijn dat op 5 mei 1945 enkel Nederland ‘achter de dijken’ bevrijd was, was aanwezig binnen onze organisatie. En voor ons zomerfestival was 15 augustus 2020, de herdenking van 75 jaar capitulatie van Japan, een logischer aanleiding om stil te staan bij het eindigen van de Tweede Wereldoorlog in het toenmalig Koninkrijk.
 
Het was het startpunt voor een doorlopend gesprek met de Indische en Molukse gemeenschap in onze omgeving. Onze vragen: kan, moet en mág Theaterfestival Boulevard een rol spelen in de herdenking van 75 jaar capitulatie? De antwoorden waren divers.
 
Als eerste werd de genoemde datum ter discussie gesteld. Want heeft 15 augustus betekenis voor de Indische gemeenschap, dat heeft 17 augustus nog meer. En voor de Molukse gemeenschap is 25 april 1950 relevant. Daarna was er opwinding over het feit dát we spraken. Of beter: dat wij lúisterden! Het feit dat wij, een ‘Nederlands’ festival, de vraag stelden werd zowel als ‘too little too late’ als als waardevol beschouwd. En dat de Indische en Molukse gemeenschap samen kwamen bij een door ons georganiseerde ontmoeting, werd als een unicum gezien. In een van deze gesprekken liet een Molukse vrouw zich ontvallen dat ze nog nooit zolang met Indische mensen gesproken had: “mijn moeder zei altijd dat Indische mensen arrogant zijn”. Een Indische vrouw mompelde op haar beurt dat zij altijd uit de buurt van Molukkers moest blijven: “Molukkers zijn altijd agressief.”. Dat zij elkaar nu, in de context van een theaterfestival, spraken, zorgde voor ontlading. En voor verbinding.
 
Een stellig ‘ja’ was het antwoord op de vraag of kunst een rol kan spelen in het delen van ervaringen uit het verleden. Alle aanwezigen bevestigden: Kunst heeft de kracht om dat wat moeilijk is, bespreekbaar te maken. Om complexe verhalen te delen. Om elkaar te leren kennen.
 
“Ja, kunst kan een rol spelen. Boulevard kan een rol spelen.”
 
Maar de ‘ja’ werd direct gevolgd door een aantal voorwaarden.

We moeten werk presenteren voor een gemixte zaal van mensen met verschillende wortels: Molukkers, Indische Nederlanders en mensen van Nederlandse afkomst die in Nederland geboren zijn.
En nog belangrijker: mensen uit verschillende generaties.
Opvallend: juist de Indische jongeren lieten een kritische houding zien: zij willen hun Indische wortels erkennen en beleven én de problematiek en het koloniale karakter van de Nederlandse samenleving benoemen.
 
Uitwisseling tussen mensen met verschillende achtergronden en verschillende leeftijden moest dus centraal staan.
We hoorden de verhalen van de Indische Nederlanders en Molukkers. We leerden hoe de koude ontvangst van honderdduizenden Indische Nederlanders in het naoorlogs Nederland, nog altijd een weerslag heeft op de levens van generaties daarna. We spraken over de moeizame opbouw van levens van ouders en grootouders. En de pijn van hun kinderen.
We bespraken ook al snel, hoe die verhalen schrikbarende parallellen vertonen met de ervaringen van nieuwkomers in onze samenleving nu.
 
Dit vroeg om een duidelijke uitspraak: een oproep tot het nemen van verantwoordelijkheid om ook je eigen archief, de gebeurtenissen die jou hebben gevormd, in de ogen te kijken. Opdat we, met oor voor alle geschiedenissen, samen kunnen leven.
 
Kunst heeft een intrinsieke kracht. Maar kunst kan ook een motor zijn om jezelf en de ander te leren kennen. En het beleven van kunst is time travel; je beweegt je naar andere gebieden en tijden. Van Brabant naar een boot bij Tanjong Priok. Van nu naar de zeventiende eeuw, of naar de jaren vijftig.
 
Wat ik wist van Indonesië, van de geschiedenis van het voormalig Nederlands-Indië, wist ik van de romans die ik las, van films en theaterstukken die ik zag. Dat daar veelal hetzelfde witte perspectief – dat van de totok - werd gerepresenteerd, werd me pas veel later duidelijk.
Het is positief, dat er de laatste jaren groeiende aandacht is voor verschíllende perspectieven. Via voorstellingen, tentoonstellingen en boeken kunnen we nu een completer beeld krijgen dan ik in de jaren ’80 kreeg via mijn middelbare-school-literatuurlijst. Denk aan de tentoonstelling Dossier Indië in het Wereldmuseum, de Indië Monologen die vorig jaar in de theaters te beluisteren waren of het verteltheater van de broers Timisela.
 
Een mooi voorbeeld is ook het project dat Dutch Culture, het Nederlands-Indisch Herinneringscentrum en Komunitas Salihara recent organiseerden. Nederlandse kunstenaars met Indische wortels en kunstenaars uit Indonesië werkten in duo’s. Insteek voor de samenwerking waren de persoonlijke (verhalen van de kunstenaars, waarmee zij zowel onderbelichte verhalen en perspectieven in de nationale geschiedschrijving van Nederland en Indonesië willen belichten, als wilden onderzoeken wat hen nu en voor de toekomst bindt.
De resultaten van hun onderzoek waren in november in Jakarta te zien. En het verheugt me, dat een deel van het werk ook in augustus op Boulevard te zien zal zijn.
We zullen in ons programma meer werk laten zien van Nederlandse podiumkunstenaars met Indische of Molukse wortels en werk van Indonesische kunstenaars. Maar het gaat niet enkel om het tonen van een voorstelling of concert. Een festival krijgt zijn waarde als verschillende losse programmaonderdelen met elkaar gaan ‘resoneren’. Als toeschouwers er met elkaar en de kunstenaars gaan spreken. Die mogelijkheid tot uitwisseling van ervaringen, gedachten, gevoelens programmeren wij ook.
 
En we oefenen het luisteren. Want die vraag blijft zich opdringen rondom ons weerbarstig en moeilijk verleden: wie spreekt, wie zwijgt, maar vooral: wie luistert?
De meeste Nederlanders hebben decennialang de verhalen rond het Voormalig Nederlands-Indië slechts beperkt gehoord. We zijn slechte luisteraars. En in dat verband heb ik mij ook afgevraagd of het logisch was, dat ik hier zou spreken. 
 
Tijdens Boulevard 2020 willen we luisteren. En we laten zien hoe het verleden doorwerkt in het heden. De Indonesische schrijfster Ayu Utami zei het zo mooi: het gaat niet over ‘Shared History’. Het gaat over ‘Sharing Histories’.
Kunst is bij uitstek een manier om geschiedenissen te delen. Om daarna te kunnen bouwen aan een ‘Shared Future’.
Een toekomst die we samen, over de grenzen van onze geschiedenissen, over de grenzen van generaties, mogen vormen.

Amsterdam, 18 februari 2020, Viktorien van Hulst
 
Het seminar ‘Indonesia and the Netherlands: a joint future’ vond plaats in aanwezigheid van Zijne Majesteit de Koning en Hare Majesteit Koningin Máxima. Het werd georganiseerd door DutchCulture als voorbereiding op het staatsbezoek van het koningspaar aan Indonesië.
 
Foto: Dutch Culture - Michel Schnater